Kenmerkend voor ons vo-partnerschap – een van de eerste opleidingsscholen in Nederland – is de geografische omvang. Het partnerschap strekt zich uit over west en midden Brabant en de meest westelijke en de meest oostelijke deelnemende locatie liggen zo’n 100 kilometer uit elkaar. Dat brengt een eigen dynamiek en specifieke (organisatorische) uitdagingen met zich mee. Vanwege de geografische ligging, zijn er weinig studenten van de universiteiten die voor onze scholen kiezen.
We spreken in ons partnerschap van ‘west-west’ en ‘west-oost’, mede omdat de studentenpopulatie in deze sub-regio’s verschilt. Worden op de scholen in west-west zowel studenten van Hogeschool Rotterdam als van Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) opgeleid, de scholen in west-oost leiden alleen FLOT-studenten op. Hoewel de dynamiek en de manier van werken in deze twee groepen scholen verschilt, is er wel veel inhoudelijke afstemming tussen de twee sub-regio’s. Kenmerkend voor het programma is de aandacht voor informeel leren: ervaringen uitwisselen en bij elkaar in de klas komen kijken.
Omdat we werken vanuit de visie dat de student op de werkplek het beste leert, leiden we studenten zoveel mogelijk op in de scholen. We halen ze zo min mogelijk uit de school, bijvoorbeeld naar centrale bijeenkomsten. Dat betekent dat ook de interactie tussen instituutsopleider, schoolopleider en werkplekbegeleider vooral plaatsvindt in de school. Voor de universitaire studenten hebben we een apart programma ontwikkeld dat wel centraal aangeboden wordt.
In ‘west-west’ werken de twee hogescholen intensief samen. Er is één ontwikkelteam, met schoolopleiders en instituutsopleiders van beide instituten, dat voor de studenten van beide hogescholen één gezamenlijk programma ontwikkelt, zodat ze allemaal op dezelfde manier worden opgeleid en begeleid in de school. Het opleidingsteam, bestaande uit alle schoolopleiders en instituutsopleiders, is verantwoordelijk voor de uitvoering en evaluatie van het werkplekleren.