We vormen samen een leergemeenschap waarin we de ontwikkeling zichtbaar, merkbaar en bespreekbaar maken van alle betrokkenen, niet alleen de studenten maar ook de docenten en de opleiders. We laten de opleiding en ontwikkeling starten en gestuurd worden door de leerbehoefte van de leraar (in opleiding, startend of ervaren). Het startpunt in alle sessies is de leervraag die de leraar zichzelf vanuit de praktijk stelt. Het curriculum is dus niet het uitgangspunt, maar wordt aangepast aan die leervragen. Gelijkwaardigheid van alle betrokkenen, in alle lagen, is het fundament van de samenwerking binnen onze leergemeenschap. We hebben het dan ook nooit over ‘stagiaires’, maar over ‘collega’s in opleiding’. Op de werkplek bieden we theorie en praktijk geïntegreerd, als één samenhangend geheel, aan.
Gelijkwaardigheid betekent binnen ons partnerschap dat we niet spreken van schoolopleiders en instituutsopleiders, maar van opleiders – punt. In gezamenlijkheid zijn ze immers verantwoordelijk voor de opleiding en ontwikkeling van onze studenten, en ze verzorgen ook samen de leersessies. Wat hun affiliatie is, speelt voor de studenten verder geen enkel rol. Ze zijn beiden verantwoordelijk voor het aanbieden van het curriculum, voor de begeleiding in de school en de beoordeling. Van hiërarchie is dus geen sprake, ieder heeft zijn eigen expertise en die zijn even belangrijk. Ook voor de studenten maakt het niet uit wat voor status zij zelf hebben: mbo-, hbo- en wo-studenten leren samen. Ze zijn allemaal pedagoog-in-spe.