MBO
PO
VO

Actueel | Aanpassing van financieringsmodel opleidingsscholen

Onderstaand bericht is een aanvulling op de eerdere communicatie van het Ministerie van OCW over de voorgenomen aanpassing van financieringsmodel opleidingsscholen. Inmiddels is de regeling aangepast ten behoeve van de invoering van het nieuwe financieringsmodel. Deze zal per 1 augustus 2020 in werking treden. Klik hier voor meer informatie over de nieuwe regeling.

Download bericht in pdf

De afgelopen twee jaar is in bestuurlijk overleg tussen OCW en de vijf sectorraden (PO-Raad, VO-Raad, MBO Raad, VH en VSNU) gesproken over de toekomst van het Samen Opleiden en Professionaliseren. Het Samen Opleiden en Professionaliseren zal de norm worden. Het doel is om uiteindelijk 100% van de toekomstige leraren op te leiden binnen opleidingsscholen.

Vorig jaar werden de belangrijke stappen in de richting van deze ambitie gezet door de ontwikkeling van een nieuw kwaliteitszorgsysteem[1] en de start van 16 nieuwe aspirant-opleidingsscholen. De komende jaren zijn extra middelen beschikbaar om de gezamenlijke ambitie een extra impuls te geven. Daarom is onlangs het financieringsmodel voor opleidingsscholen opnieuw tegen het licht gehouden. Een nieuw financieringsmodel heeft tot doel mogelijk onbedoelde effecten van het huidige model weg te nemen, maar moet vooral goed passen bij waar de middelen voor zijn bedoeld. Ook is het aantal beschikbare plekken voor aspirant-opleidingsscholen gewijzigd van acht naar tien. Voor de sectoren primair onderwijs en voortgezet onderwijs zijn telkens vier van de tien beschikbare plekken gereserveerd. Voor de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie zijn twee plekken gereserveerd.

Huidig financieringsmodel

In de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen (hierna: regeling) is geregeld dat erkende opleidingsscholen een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. In de regeling is vastgelegd hoe de hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald. Op dit moment wordt daarbij een staffelsystematiek gehanteerd. Op basis van het studentenaantal in het voorgaande schooljaar[2], wordt bepaald in welke staffel een opleidingsschool valt. De staffel bepaalt de hoogte van de tegemoetkoming. Dit systeem ziet er nu als volgt uit:

Staffel Studentenaantal Tegemoetkoming
1 60-139 €200.000
2 140-179 €280.000
3 180-219 €320.000
4 220-259 €340.000
5 260-299 €380.000
6 300-339 €420.000
7 340-379 €460.000
8 380 en meer €500.000

Uit evaluatie blijkt de staffelsystematiek een ongewenst sturend effect op de grootte van partnerschappen te hebben. Het is ongunstig om qua studentenaantal net onder een staffelgrens te zitten (want je ontvangt dan een lagere tegemoetkoming per student). Bovendien zijn sommige staffels gunstiger dan andere. De gemiddelde tegemoetkoming per student per jaar die een opleidingsschool ontvangt, verschilt daardoor sterk. De Auditdienst Rijk (ADR) beschreef dat de staffelsystematiek leidt tot ongewenst strategisch gedrag. In verschillende interviews met betrokkenen bij opleidingsscholen werden bezwaren tegen de staffelsystematiek genoemd.[3] De staffelsystematiek vormt een belemmering voor de ambitie om het aantal opleidingsplekken te laten groeien.

Nieuw financieringsmodel

In het bestuurlijk overleg van OCW met de PO-raad, VO-Raad, MBO Raad, VH en VSNU is besloten een nieuw financieringsmodel in te voeren. Daar zijn een aantal uitgangspunten voor geformuleerd:

  • De extra middelen zijn bedoeld om een impuls te geven aan de groei van het aantal opleidingsplekken in opleidingsscholen. Het nieuwe financieringsmodel stimuleert groei.
  • In het nieuwe financieringsmodel worden de beschikbare middelen zo eerlijk mogelijk verdeeld over kleine, middelgrote en grote opleidingsscholen. Om kleine opleidingsscholen in stand te houden, bevat het financieringsmodel een vaste voet.
  • Het nieuwe financieringsmodel moet helder te interpreteren zijn zodat opleidingsscholen zelf voldoende inzicht houden in de hoogte van de tegemoetkoming die ze kunnen verwachten.

Op basis van deze uitgangspunten is gekozen voor een financieringsmodel waarin de tegemoetkoming in de kosten van een opleidingsschool als volgt wordt opgebouwd:

  • Alle opleidingsscholen krijgen een vaste voet voor de ontwikkeling en instandhouding van een basisinfrastructuur. De vaste voet bedraagt € 100.000.
  • Naast de vaste voet, krijgen opleidingsscholen een bedrag per student. Dit bedrag is gelijk aan € 955 en wordt vanaf de eerste student toegekend.[4]

De invoering van het nieuwe financieringsmodel zal leiden tot herverdeeleffecten. Kleine of middelgrote opleidingsscholen die in de staffelsystematiek per student een gemiddeld hoge tegemoetkoming kregen, krijgen vaak een minder hoge tegemoetkoming in het nieuwe model. Grote opleidingsscholen krijgen juist een hogere tegemoetkoming in de kosten. Het totale budget om uitvoering te geven aan de regeling blijft gelijk.

Overgangsregeling

Om alle opleidingsscholen de gelegenheid te geven zich goed voor te bereiden op het nieuwe financieringsmodel, wordt een overgangsregeling ingevoerd. Het doel is om de herverdeeleffecten in het eerste schooljaar (2020-2021) en tweede schooljaar (2021-2022) te dempen. Vanaf het derde schooljaar (2022-2023) wordt de tegemoetkoming in de kosten volledig bepaald op basis van het nieuwe financieringsmodel. De overgangsregeling werkt als volgt:

  • Vóór 1 oktober 2020 geven alle opleidingsscholen en aspirant-opleidingsscholen in het derde of vierde subsidiejaar zoals gebruikelijk door hoeveel studenten het jaar ervoor werden opgeleid. Dit is de peildatum voor de overgangsregeling: op basis van deze aantallen wordt het absolute verschil in de te ontvangen tegemoetkoming in de kosten bij de oude staffelsystematiek en het nieuwe financieringsmodel berekend. Er wordt dan vastgesteld welk bedrag in 2020-2021 en 2021-2022 wordt opgeteld of afgetrokken van de tegemoetkoming in de kosten.
  • In 2020-2021 wordt op basis van de nieuwe opgave van studentenaantallen vóór 1 oktober 2020 eerst de hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bepaald op basis van het nieuwe financieringsmodel. Vervolgens wordt 85% van het eerder berekende absolute verschil toegevoegd of afgehaald van de tegemoetkoming in de kosten die een partnerschap op basis van het nieuwe financieringsmodel dat jaar ontvangt.
  • In 2021-2022 wordt op basis van de nieuwe opgave van studentenaantallen vóór 1 oktober 2021 eerst de hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bepaald op basis van het nieuwe financieringsmodel. Vervolgens wordt 60% van het in 2020 berekende absolute verschil toegevoegd of afgetrokken van dit bedrag.

Deze voorbeelden verduidelijken de werking van de overgangsregeling:

  • Opleidingsschool 1 ontvangt op basis van de huidige systematiek een tegemoetkoming in de kosten van € 200.000 per jaar. Na de opgave van studentenaantallen in 2020 ontvangt deze opleidingsschool op basis van het nieuwe financieringsmodel € 170.000 per jaar. In 2020 wordt berekend dat het absolute verschil -€ 30.000 is. Door de overgangsregeling ontvangt de opleidingsschool in 2020-2021 €25.500 (85% van € 30.000) extra. In 2021-2022 ontvangt de opleidingsschool € 18.000 extra (60% van € 30.000). De bedragen die de opleidingsschool extra ontvangt in 2020-2021 en 2021-2022 door de overgangsregeling staan in 2020 al vast. Dit bedrag komt bovenop de tegemoetkoming in de kosten op basis van het nieuwe financieringsmodel. Deze tegemoetkoming wordt wel elk jaar opnieuw berekend op basis van de nieuwe opgave van studentenaantallen vóór 1 oktober van dat jaar. In de afbeelding hieronder is dit weergegeven.[5]

  • Opleidingsschool 2 ontvangt op basis van de huidige systematiek de maximale tegemoetkoming in de kosten van € 500.000 per jaar. Na de opgave van studentenaantallen in 2020 ontvangt deze opleidingsschool op basis van het nieuwe financieringsmodel € 600.000 per jaar. In 2020 wordt berekend dat het absolute verschil +€ 100.000 is. Door de overgangsregeling wordt in 2020-2021 € 85.000 (85% van € 100.000) afgetrokken van de te ontvangen tegemoetkoming in de kosten van de aanvullende bekostiging op basis van de nieuwe systematiek. In 2021-2022 wordt € 60.000 (60% van € 100.000) van de te ontvangen tegemoetkoming in de kosten afgetrokken. De bedragen die de opleidingsschool minder ontvangt in 2020-2021 en 2021-2022 door de overgangsregeling staan in 2020 al vast. Dit bedrag wordt afgetrokken van de tegemoetkoming in de kosten op basis van het nieuwe financieringsmodel. Deze tegemoetkoming wordt wel elk jaar opnieuw berekend op basis van de nieuwe opgave van studentenaantallen vóór 1 oktober van dat jaar. In de afbeelding hiernaast is het voorbeeld weergegeven. [6]

Aspirant-opleidingsscholen die in 2019-2020 gestart zijn of in 2020-2021 krijgen niet te maken met de overgangsregeling.

 

 

[1] Dit betreft het Kwaliteitskader en de bijbehorende werkwijze peer review (https://platformsamenopleiden.raow.work/actueel-kwaliteitskader-samen-opleiden-inductie-en-werkwijze-peer-review-voorlopig-vastgesteld/).

[2] Het studentenaantal wordt door de penvoerder opgegeven bij DUO.

[3] ADR, Financiering opleiden in de school (2018).

[4] Dit is nieuw ten opzichte van de staffelsystematiek waarin vanaf de 60ste student werd gefinancierd. Het minimumaantal van 60 studenten voor de erkenning van een opleidingsschool blijft wél bestaan.

[5] In dit voorbeeld is geen rekening gehouden met eventuele groei of krimp van deze opleidingsschool. Als de studentenaantallen van de opleidingsschool in 2021-2022 zijn gestegen of gedaald ontvangt de opleidingsschool nog steeds de eerder berekende € 18.000 extra. Het totaal te ontvangen bedrag zal dan wel stijgen of dalen.

[6] Ook in dit voorbeeld is geen rekening gehouden met eventuele groei of krimp van deze opleidingsschool.

Gerelateerde berichten