Onderstaand bericht is een aanvulling op de eerdere communicatie van het Ministerie van OCW over de voorgenomen aanpassing van financieringsmodel opleidingsscholen.
De afgelopen twee jaar is in bestuurlijk overleg tussen OCW en de vijf sectorraden (PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, VH en VSNU) gesproken over de toekomst van het Samen Opleiden en Professionaliseren. De partijen zien in de toekomst regionale netwerken voor zich, waarin intensieve samenwerking plaatsvindt tussen lerarenopleidingen, scholen en andere relevante partijen op het gebied van opleiden en professionaliseren van studenten en startende leraren. Hierdoor wordt de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van de opleiding verhoogd, ontstaat een doorlopende leerlijn voor leraren in de eerste jaren van hun carrière en wordt uitval van startende leraren tegengegaan. Het Samen Opleiden en Professionaliseren zal de norm worden. Het doel is om uiteindelijk 100% van de toekomstige leraren op te leiden binnen opleidingsscholen.
Vorig jaar werden de belangrijke stappen in de richting van deze ambitie gezet door de ontwikkeling van een nieuw kwaliteitszorgsysteem[1] en de start van 16 nieuwe aspirant-opleidingsscholen. De komende jaren zijn extra middelen beschikbaar om de gezamenlijke ambitie een extra impuls te geven. Daarom is onlangs het financieringsmodel voor opleidingsscholen nog eens tegen het licht te gehouden. Een nieuw financieringsmodel heeft tot doel mogelijk onbedoelde effecten van het huidige model weg te nemen, maar moet vooral goed passen bij waar de middelen voor zijn bedoeld.
In de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen (hierna: regeling) is geregeld dat erkende opleidingsscholen een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. In de regeling is vastgelegd hoe de hoogte van deze tegemoetkoming wordt bepaald. Op dit moment wordt daarbij een staffelsystematiek gehanteerd. Op basis van het studentenaantal in het voorgaande schooljaar[2], wordt bepaald in welke staffel een opleidingsschool valt. De staffel bepaalt de hoogte van de tegemoetkoming. Dit systeem ziet er nu als volgt uit:
Staffel | Studentenaantal | Tegemoetkoming |
1 | 60-139 | €200.000 |
2 | 140-179 | €280.000 |
3 | 180-219 | €320.000 |
4 | 220-259 | €340.000 |
5 | 260-299 | €380.000 |
6 | 300-339 | €420.000 |
7 | 340-379 | €460.000 |
8 | 380 en meer | €500.000 |
Uit evaluatie blijkt de staffelsystematiek een ongewenst sturend effect op de grootte van partnerschappen te hebben. Het is ongunstig om qua studentenaantal net onder een staffelgrens te zitten (want je ontvangt dan een lagere tegemoetkoming per student). Bovendien zijn sommige staffels gunstiger dan andere. De gemiddelde tegemoetkoming per student per jaar die een opleidingsschool ontvangt, verschilt daardoor sterk. De Auditdienst Rijk (ADR) beschreef dat de staffelsystematiek leidt tot ongewenst strategisch gedrag. In verschillende interviews met betrokkenen bij opleidingsscholen werden bezwaren tegen de staffelsystematiek genoemd.[3] De staffelsystematiek zit de ambitie om het aantal opleidingsplekken te laten groeien dus in de weg.
In het bestuurlijk overleg van OCW met de PO-raad, VO-Raad, MBO Raad, VH en VSNU is besloten een nieuw financieringsmodel in te voeren. Daar zijn een aantal uitgangspunten voor geformuleerd:
Op basis van deze uitgangspunten is gekozen voor een financieringsmodel waarin de tegemoetkoming in de kosten van een opleidingsschool als volgt wordt opgebouwd:
De invoering van het nieuwe financieringsmodel zal leiden tot herverdeeleffecten. Kleine of middelgrote opleidingsscholen die in de staffelsystematiek per student een gemiddeld hoge tegemoetkoming kregen, krijgen vaak een minder hoge tegemoetkoming in het nieuwe model. Grote opleidingsscholen krijgen juist een hogere tegemoetkoming in de kosten. Het totale budget om uitvoering te geven aan de regeling blijft gelijk.
Om alle opleidingsscholen de gelegenheid te geven zich goed voor te bereiden op het nieuwe financieringsmodel, wordt een overgangsregeling ingevoerd. Het doel is om de herverdeeleffecten in het eerste schooljaar (2020-2021) en tweede schooljaar (2021-2022) te dempen. Vanaf het derde schooljaar (2022-2023) wordt de tegemoetkoming in de kosten volledig berekent op basis van het nieuwe financieringsmodel. De overgangsregeling werkt als volgt:
Deze voorbeelden verduidelijken de werking van de overgangsregeling:
Let op
De invoering van het nieuwe financieringsmodel vraagt om aanpassing van de regeling. Deze zal naar verwachting in het voorjaar van 2020 worden gepubliceerd en zal dan per 1 augustus 2020 in werking treden. Zodra de regeling is gepubliceerd, wordt dit via het Platform Samen Opleiden & Professionaliseren bekend gemaakt.
[1] Dit betreft het Kwaliteitskader en de bijbehorende werkwijze peer review.
[2] Het studentenaantal wordt door de penvoerder opgegeven bij DUO.
[3] ADR, Financiering opleiden in de school (2018).
[4] Dit is nieuw ten opzichte van de staffelsystematiek waarin vanaf de 60ste student werd gefinancierd. Het minimumaantal van 60 studenten voor de erkenning van een opleidingsschool blijft wél bestaan.
[5] In dit voorbeeld is geen rekening gehouden met eventuele groei of krimp van deze opleidingsschool. Als de studentenaantallen van de opleidingsschool in 2021-2022 zijn gestegen of gedaald ontvangt de opleidingsschool nog steeds de eerder berekende € 18.000 extra. Het totaal te ontvangen bedrag zal dan wel stijgen of dalen.
[6] Ook in dit voorbeeld is geen rekening gehouden met eventuele groei of krimp van deze opleidingsschool.