Samen opleiden is niet alleen in Nederland zelf een begrip. Ook op de Nederlandse Antillen willen opleidingsinstituten en scholen intensiever gaan samenwerken. Het ministerie van OCW wil aan de verwezenlijking van de plannen meewerken, en stuurde Brigit van Rossum op verkenning.
Afbeelding: Birgit van Rossum (tweede van links) samen met de directie Opleiding van de vier landen en een vertegenwoordiging van het Ministerie van OCW.
Begin 2019 kwamen de ministers van Onderwijs van Nederland (namens de BES-eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba), Aruba, Curaçao en Sint-Maarten bijeen om te praten over het professionaliseren van leraren in het Caribisch gebied. Een van de agendapunten was het opzetten van een opleidingsschool op de benedenwindse ABC-eilanden, Aruba, Bonaire en Curaçao. Geen sinecure: de drie liggen tientallen kilometers uit elkaar, zijn alleen per vliegtuig te bereiken en hun staatkundige status verschilt onderling: Aruba en Curaçao zijn elk een land, Bonaire is een ‘bijzondere gemeente’. Daarnaast verschillen het onderwijssysteem en de politieke invloed op het onderwijssysteem ook per eiland. En zelfs de gezamenlijk gesproken taal, het Papiaments wordt op Aruba anders geschreven dan op Bonaire en Curaçao. Op de scholen worden Nederlands en Papiaments als instructietalen gebruikt.
Ongeacht deze mogelijke hobbels is de politieke wil er om een opleidingsschool te gaan starten op de benedenwindse eilanden. En de vier ministers, onder wie Ingrid van Engelshoven, beloofden vóór de zomer van 2019 een plan van aanpak op te stellen en een werkgroep op te richten voor het institutionaliseren van een opleidingsschool.
De Antilliaanse universiteiten en hogescholen, met lerarenopleidingen op zowel bachelor- als masterniveau, willen de samenwerking met elkaar en de scholen liefst zo snel mogelijk inrichten, zodat zij ook vanuit een Partnerschap Opleiden in de School in het Caribisch gebied samen kunnen gaan opleiden. Het plan van aanpak is inmiddels uitgevoerd door Brigit van Rossum, een vrouw die in alle mogelijke hoedanigheden gepokt en gemazeld is in het opleiden in de school: als docent, schooldirecteur, coach, beleidsmedewerker, projectmanager en penvoerder.
Begin april reisde ze af naar Kralendijk op Bonaire en twee maanden later kwam ze terug. “Mijn rapport is net klaar en ligt nu bij OCW. Ik heb de haalbaarheid van het opzetten van een opleidingsschool onderzocht, de diverse deelnemers en hun respectieve verantwoordelijkheden in kaart gebracht, en een risicoanalyse opgesteld. Maar over de inhoud van het rapport mag ik in dit stadium nog niets zeggen.”
Wat ze wel kwijt kan: “Als OCW bereid is om dit project (mede) te financieren, dan zal dat een enorme verandering betekenen voor het opleiden van leraren op de eilanden. Want dat gaat nu nog op de – voor ons – ouderwetse manier: stages van een paar maanden op scholen onder begeleiding van een mentor. Erg persoonsafhankelijk, en er is dan ook weinig grip op de kwaliteit.”
Van Rossums oordeel wordt overigens van harte onderschreven door de opleidingsinstituten en po-, vo- en mbo-schoolbesturen op de drie eilanden zelf. Van Rossum: “Ze staan te trappelen om samen op te leiden. Ze kennen het idee uit Nederland, in 2015 was er al een delegatie uit Aruba die op onze opleidingsscholen een kijkje kwam nemen. Toen al was er de wens om het systeem op de Antillen om te gooien, zodat men van het eigen eiland afkomt, letterlijk en figuurlijk en gaat opleiden in de regio die ook hele specifieke eigen uitdagingen kent en waar de leraren uit Nederland niet voor opgeleid zijn. Het zou prachtig zijn als deze verandering tot stand komt.”
Het ligt voor de hand dat de Nederlandse overheid ook deze opleidingsschool zal gaan voorzien van een financiële tegemoetkoming, zoals alle opleidingsscholen in Nederland die krijgen, maar dat is volgens Van Rossum in dit stadium nog niet zeker: “Eerst maar eens de reactie op mijn rapport afwachten. De bal ligt bij nu OCW. Maar wat zou het leuk zijn als we straks duizenden kilometers verderop nóg een opleidingsschool hebben!”