Ik doe nu onderzoek naar duo-stages, gekoppeld aan varianten van co-teaching. Enkele van mijn collega’s experimenteren zelf met vormen van co-teaching, en gingen op werkbezoek bij een school, waar aan co-teaching wordt gedaan. Ik werd uitgenodigd om mee te gaan. De school ligt in Diest, België. Het is een middenschool, vergelijkbaar met de onderbouw van het Nederlandse voortgezet onderwijs op de niveaus vmbo tot en met vwo.
We kregen een in- en een rondleiding. De theoretische onderbouwing van hun onderwijsmodel was smal, het enthousiasme, de motivatie en de frisheid des te groter. De leerlingen krijgen hun lessen Nederlands, Frans, wiskunde en geschiedenis in een grote ruimte met verschillende hoeken – afgescheiden door glazen wanden – en functies. Er is een instructiehoek, een kring, een werkruimte, een overlegruimte en ruimte om buiten te zitten. Ze krijgen deze vakken in totaal zo’n 15 lesuren per week. Er zitten twee klassen – soms van verschillende leerjaren of niveaus – en twee docenten van twee verschillende vakken tegelijk in zo’n ruimte. De gezamenlijke voorbereiding van de twee leraren beperkt zich tot afstemmen: wie gaat wanneer in de instructieruimte? En op het niveau van de leerling: wat heeft dit kind nodig? Wat is onze gezamenlijke aanpak?
Als meubilair is gekozen voor hoge tafels en stoelen, zodat het verschil tussen zitten en opstaan niet zo groot is, wat minder onrustig overkomt. En als docent sta je gelijk op ooghoogte met de leerlingen als je ze begeleidt. Instructies duren niet langer dan 15 minuten.
De leerlingen die we spraken waren aan het werk of overlegden stilletjes met elkaar. Ze organiseren hun werk met weekplanners, gekoppeld aan een app die de leraar inzicht geeft in hun vorderingen. Ze gaven aan hun schoolwerk ‘leuk’ te vinden, de school ‘tof’ en hun leraren ‘fijn’. De leraren gaven aan ook niet altijd precies te weten hoe ze in deze context moeten functioneren, maar vertelden dat ze er continu over in gesprek zijn met elkaar en hun leerlingen. De beleidsmedewerker zei dat de resultaten van de leerlingen goed zijn, dat het aantal aanmeldingen groeit en dat de leraren – net als de leerlingen – gemotiveerd zijn.
De school is in gesprek met lerarenopleidingen, waarvan studenten stage lopen bij hen op school. De school heeft behoefte aan leraren die leerlingen kunnen coachen, eigen lesmateriaal kunnen maken en goed kunnen samenwerken. Ze merken dat de stageopdrachten van de lerarenopleiding niet aansluiten bij de school. Er is nog genoeg te doen.