MBO
VO

Actueel | Samen Opleiden op afstand

De basisscholen zijn afgelopen maandag weer opengegaan en daarmee kunnen ook leraren-in-opleiding die daar stage lopen weer terug naar hun fysieke werkplek. Maar dat geldt niet voor hun tegenhangers in het mbo en het vo. Zij zijn nog tot 1 juni aangewezen op digitale alternatieven voor het werkplekleren op afstand. Zoals in de partnerschappen Arnhem-Nijmegen (mbo) en Midden-Brabant (vo).

Sissy Uhrig is lerarenopleider bij de tweedegraads lerarenopleiding Duits en projectleider Opleidingsschool Nijmegen mbo (ONmbo), waarbij ROC Nijmegen en de HAN (Hogeschool Arnhem-Nijmegen) de opleidingspartners zijn. Régie Driessen is programmadirecteur van de Academische Opleidingsschool Midden-Brabant, een samenwerkingsverband van 18 vo-scholen en 6 lerarenopleidingen. Aan beiden stelden we drie vragen over het Samen Opleiden op afstand.

Hoe hebben jullie werkplekleren ingevuld tijdens de coronacrisis?

Driessen: “Toen de lockdown werd afgekondigd, hebben we op dezelfde avond nog een mail gestuurd naar alle betrokkenen met het verzoek na te gaan wat in de context van de school haalbaar is voor het werkplekleren van studenten en dit ook te communiceren met studenten. Wij vonden het belangrijk om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden. Gezien de omvang van het samenwerkingsverband was het niet zinvol centraal met maatregelen te komen: er is een enorme diversiteit van activiteiten mogelijk in de verschillende scholen. Het was belangrijk dat iedereen de eigen verantwoordelijkheid kon oppakken. Ons partnerschap bestaat al langer en dit betekent dat veel collega’s elkaar ‘kennen’. Er is een organisch geheel ontstaan en betrokkenen kunnen vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid snel informatie met elkaar delen – dat hoeft niet altijd formeel te gaan. Het afstandsleren staat centraal in de dagelijkse praktijk. Een kans voor studenten om met deze onderwijsvorm aan de slag te gaan. Naast de dagelijkse praktijk zijn ook activiteiten van het opleidingsdeel op de werkplek omgezet naar digitale vormen: dat geldt bijvoorbeeld voor thema- en ontwikkelbijeenkomsten. School- en instituutsopleiders spelen een cruciale rol in deze activiteiten. Ik ben ervan overtuigd dat ervaringen die studenten nu opdoen met afstandsonderwijs relevant zijn voor de toekomst.”

Uhrig: “Ook bij ons in de ONmbo verliep dit proces vrij natuurlijk en organisch. De werkplekbegeleiders en de teams hebben de stagiaires in deze situatie meegenomen in de werkzaamheden. Ondertussen is er in samenspraak met het hele werkveld op de HAN hard aan een plan gewerkt hoe om te gaan met de verschillende stagesoorten in deze situatie. Het tot stand gekomen plan is uiteindelijk met alle opleidings- en stagescholen gedeeld. In de omzetting en concretisering van dit plan zijn de schoolopleiders, onderzoeksbegeleiders en werkplekbegeleiders van ONmbo meegenomen. Als opleidingsteam – school- en instituutsopleiders en projectleiders – hebben we wekelijks overleg over werkplekleren om te zien waar we staan en wat er nodig is.”

Wat is de rol van studenten bij het vormgeven en verzorgen van afstandsonderwijs?

Uhrig: “De eerstejaarsstudenten in de voltijdopleiding hadden hun stage vóór de coronacrisis net min of meer afgerond. De tweedejaars uit de voltijdsopleidingen draaien mee in het team, ook al hebben ze geen eigen klas. Zij ondersteunen naar mogelijkheid hun werkplekbegeleider en geven begeleiding in kleine groepen via de mail of via WhatsApp. Ze geven soms online les. De tweedejaars denken mee over werkvormen en geven soms ‘bijles’ aan de studenten die dat nodig hebben. Onze deeltijdstudenten hebben geflexibiliseerde trajecten en draaien net als de PDG’ers hun eigen onderwijs. De voltijdsstudenten in het derde jaar sloten voor corona hun werkplekleren al af. LIO-studenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen klas en geven dus online les en begeleiding. Opvallend is dat studenten soms door hun oudere collega’s de rol krijgen toebedeeld van ‘ICT-adviseur’. Zij durven meer dingen online te doen en hebben vaak beter ontwikkelde digitale vaardigheden.”

Driessen: “De rol van de studenten bestaat tijdens deze lockdown met name uit het ontwikkelen en uitvoeren van afstandsonderwijs. Dat kunnen lesactiviteiten zijn voor grotere of kleinere groepen en ook begeleidingsactiviteiten. De inhoud en werkwijze van dat onderwijs hangt nauw samen met de context van de school waar het werkplekleren wordt uitgevoerd. Binnen de gegeven condities van de school wordt door werkplekbegeleiders en andere betrokkenen in de school en de opleiding gestreefd om ‘maatwerk’ te leveren aan studenten bij het verzorgen van dit afstandsonderwijs. De oorspronkelijke leerwerkplannen/ontwikkelplannen van de studenten zijn aangepast. Dit betekent niet dat er minder geleerd wordt – wel ánders.”

Welk aspect in het werkplekleren heeft nu jullie aandacht?

Driessen: “Veel studenten ronden het werkplekleren nu af of gaan dat op korte termijn doen. Graag leggen wij de focus op het expliciteren van hetgeen afgelopen maanden geleerd is. Wij vinden het belangrijk dat studenten weten welke leervragen ze mee kunnen nemen naar de stage in het volgende leerjaar, gesteld dat ze nog niet afgestudeerd zijn. En voor de studenten die dit studiejaar afstuderen wordt zorgvuldig een eindbeoordeling gemaakt binnen de kaders van de opleidingen.”

Uhrig: “Het betrouwbaar en objectief beoordelen van werkplekleren vinden we nu de grootste uitdaging. We gaan kijken wat goed gaat en welke competenties respectievelijk bekwaamheidseisen wél beoordeeld kunnen worden. De beoordeling is waar het kan formatief in plaats van summatief en de studenten mogen gewoon doorstromen naar de volgende stage. Daar moeten we dan bijzonder alert op die punten die een student in deze situatie niet voldoende heeft kunnen laten zien. In de gevallen dat wel een summatieve beoordeling noodzakelijk is – bijvoorbeeld bij LIO-studenten – zou een eventuele verlenging mogelijk zijn, dankzij de enorme flexibiliteit van het ROC Nijmegen.”

Download interview

Gerelateerde berichten